Gezinshereniging is een recht en een hefboom voor integratie
(artikel gebaseerd op een opinietekst in MO*, maart 2023, met instemming van de auteur overgenomen en bewerkt)
“Gezinshereniging is niet alleen een recht, maar kan ook een hefboom zijn voor integratie” was één van de conclusies in het boek van Pascal Debruyne (Odisee Hogeschool), ‘Gezinshereniging onder druk’ (uitgeverij Mammoet, 2023)
Helaas roept ‘gezinshereniging’ doorgaans vooral negatieve associaties op, ook als het gaat over niet-begeleide minderjarige vluchtelingen. Zo zijn er ook indirecte associaties met kindergeld en studiebeurzen, die jonge vluchtelingen gebruiken in het kader van gezinshereniging. Het is maar een kleine stap voor politici om te spreken over ‘aanzuigeffecten’, waardoor elke (noodzakelijke) financiële en sociale ondersteuning ingeperkt kan worden.
Het politieke debat over gezinshereniging heeft heel wat weg van Plato’s allegorie van de grot, zegt Pascal Debruyne. Te vaak is het debat maar een projectie van de realiteit, die mijlenver staat van de alledaagse praktijk van mensen die gezinshereniging aanvragen. Alsof sommige politici ook in een halfdonkere grot verblijven, niets anders zien dan schaduwen op een muur, terwijl ze denken dat dit de werkelijkheid is.
Debruyne sprak met een vijftigtal gezinnen en evenveel experten. De honderd gesprekken laten zien wat gezinshereniging in de realiteit betekent: onzekerheid en wanhoop, niet in het minst bij erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden. Vanuit België kunnen zij zelf geen aanvraag voor gezinshereniging doen. Dat kan alleen hun familie in het buitenland, in de dichtstbijzijnde Belgische ambassade voor het gezin in kwestie.
Dat zorgt voor drempels en voor drama’s. Neem bijvoorbeeld het verhaal van een jongen uit Afghanistan die in ons land erkend is. Zijn gezin heeft papieren nodig om het land te kunnen verlaten en aan de Belgische ambassade in Pakistan gezinshereniging te kunnen aanvragen. Papieren die zijn vader zou moeten halen bij de Taliban, wat hij simpelweg niet kan: door zijn vorige job zou hem dat het leven kosten.
Maar zonder die papieren is er geen uitweg uit het land. Niet voor de vader en evenmin voor de broertjes en zusjes van de jongen. Ook zijn oma, die sinds het overlijden van zijn moeder mee voor de kinderen zorgt, kan de papieren niet gaan halen. Een vrouw alleen, zonder man, kan dat immers niet doen.
Het gevolg? Geen aanvraag voor gezinshereniging. Intussen heeft de Taliban een deel van zijn familie vermoord, omdat ook zij in het verleden de verkeerde jobs deden.
Binnenkort wordt deze jongen 18 jaar. Gezinshereniging aanvragen voor zijn ouders, broers en zussen kan een minderjarige alleen maar tot de leeftijd van 18 jaar en 3 maanden….
Voor volwassen erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden die gezinshereniging voor hun partner en kinderen willen aanvragen, is er ook tijdsdruk.
Na hun erkenning krijgen ze één ‘uitzonderingsjaar’ om een aanvraag tot gezinshereniging te doen zonder strenge inkomens- en huisvestingsvoorwaarden. Een jaar dat voor sommigen vaak te kort blijkt door de grote drempels in de procedure.
Wat onze politici een “achterpoortje” noemen, is in realiteit een recht van deze mensen. In de praktijk kunnen drie mogelijke groepen dit recht inroepen.
Het kan in de eerste plaats gaan om mensen die uitgeprocedeerd zijn, geen ‘internationale bescherming’ krijgen en vervolgens gezinshereniging aanvragen omdat ze een kind hebben of krijgen met een Belgische of EU-burger.
Ten tweede kan het gaan om mensen die een aanvraag ‘internationale bescherming’ hebben lopen. Om een verlenging van asielopvang te krijgen, doen mensen een aanvraag regularisatie (9bis-procedure).
Sinds 2019 is dat de weg voor sommige ouders van een erkende minderjarige in België om herenigd te worden, in plaats van direct mee bescherming te krijgen van het Commissariaat Generaal voor Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS) op basis van artikel 23 en 24 van de EU-Kwalificatierichtlijn.
Die richtlijn stelt dat ‘de lidstaten waarborgen dat gezinsleden van de persoon die internationale bescherming geniet die zelf niet in aanmerking komen voor een dergelijke bescherming aanspraak kunnen maken op dezelfde voordelen waaronder een verblijfsrecht.’
Dat zijn géén achterpoortjes. Volgens de Opvangwet hebben deze mensen wel degelijk recht op een verlenging van de asielopvang: ‘Het recht op de materiële hulp wordt verlengd wanneer (…) de vreemdeling (…) die verblijft in een opvangstructuur een familielid heeft of een persoon die het ouderlijk gezag of de voogdij over hem uitoefent.’
Ten derde kan het zijn dat politici verwijzen naar de mensen die ondanks een verblijfsrecht via gezinshereniging ook nog eens internationale bescherming in België aanvragen. Zij doen dat om twee goede redenen.
Enerzijds biedt de bescherming via de asielprocedure een betere bescherming dan gezinshereniging. Het is aan minder voorwaarden gebonden en het levert minder afhankelijkheid van andere gezinsleden op.
Anderzijds kiezen mensen die via gezinshereniging in ons land zijn soms voor een asielprocedure door problemen met huisvesting. Omdat de moeilijkheden die ze ondervinden in hun zoektocht naar een woonst voor gezinnen die herenigd zijn soms zo groot zijn dat ze dak- of thuisloos worden. Via een aanvraag voor internationale bescherming kunnen ze ‘tijd kopen’ en opvang krijgen.
Beide situaties zeggen meer over een falend beleid dan over de mensen die deze stappen zetten omdat hun rechten geschonden worden. Alleen richt men zich in het debat liever op zeer kleine groep mensen die geen “echt” recht op opvang zouden hebben.
Eerst waren dat mensen die volgens de Dublin-verordening teruggezonden konden worden naar het eerste land van aankomst. Dan waren het de ‘werkende asielzoekers’. Vandaag is het de groep mensen die gezinshereniging aanvraagt en ervan beschuldigd wordt achterpoortjes te gebruiken.
Het valt af te wachten wat een nieuw regeerakkoord zal brengen, maar met de verkiezingsresultaten in het achterhoofd, de gekende onderhandelaars en de NVA aan het roer, belooft de toekomst weinig goeds.
Nochtans zijn volgende vragen pertinent:
Waarom is een aanvraag voor gezinshereniging vanuit België niet mogelijk? In Nederland kan dat bijvoorbeeld wel. Wil men echt dat mensen gevaar blijven lopen?
Waarom is er geen centraal contactpunt bij de Dienst Vreemdelingenzaken voor hulpverleners en advocaten?
Waarom moeten ouders trouwens na vijf jaar voldoende bestaansmiddelen kunnen bewijzen, waardoor ze het risico lopen hun verblijfsrecht te verliezen bij de meerderjarigheid van hun kind?
Politici moeten dringend uit de grot treden, weg van de schaduwprojecties die ze als gezinshereniging zijn gaan beschouwen, zegt Debruyne terecht. Alleen dan kunnen ze die zien zoals ze écht is, in de praktijk. En dat is niet alleen het recht van gezinnen om bij elkaar te zijn, maar ook een manier voor mensen om hun leven opnieuw op te nemen, opnieuw vooruit te kunnen.
Ook voor ons, als samenleving, heeft gezinshereniging positieve effecten. Beter welzijn en betere welvaart voor deze gezinnen zorgt ervoor dat heel wat kosten voor de samenleving worden vermeden, kosten die vandaag door het beleid zelf worden gecreëerd.
Gezinshereniging is niet alleen een recht, maar kan ook een hefboom zijn voor integratie. Ze verdient een ander verhaal, gebaseerd op feiten en onderzoek, zoals dat van Pascal Debruyne.
Els Schelfhout
Bestuurslid VLOS vzw